- 054 -

 

 

 

 

 

Gaf de school jullie in die tijd veel huiswerk?

Ja. In het eerste leerjaar een half uurtje huiswerk per avond. In de volgende jaren werd dit stilaan opgedreven. Dat deed de leerlingen goed. Ik kreeg daardoor een nog beter inzicht in wat de meester me overdag had geleerd en besefte des te meer dat ik moest werken om er te geraken. En in het weekend bezocht ik mijn grootouders en ging, trots op mijn uniformpje, naar de welpen. Zonder forceren kon mijn lichaam er zich al spelende ontwikkelen. Wie heeft dat nu ook weeral gezegd: een gezonde geest in een gezond lichaam?

 

Ging je dan werkelijk zó graag naar school?

Bah ja. Turnen vond ik overbodig en gevaarlijk. Er waren nutteloze ongelukken. 't Meeste plezier vond ik in de verstandsvakken, zoals vraagstukken oplossen en redeneren.  Maar geheugenvakken vond ik ballast. Gedichten of liedjes van buiten leren, daar had ik een hekel aan. In de geschiedenisles vond ik het wel plezant inzicht te krijgen in oorzaak en gevolg. Maar al die jaartallen van buiten leren, dat vond ik niet nodig. 't Was voor mij al goed genoeg als ik een klaar idee had in welke periode iets gebeurde. Te weten dat Keizer Karel niet vóór Julius Caesar werd geboren bijvoorbeeld, hé.

  

Maar het is toch nodig ook het geheugen te scherpen?

Dat is juist. Maar dat een leerling nul op tien krijgt omdat hij Julius Caesar op 12 april in plaats van op 12 juli 100 vóór Christus laat geboren worden en dat hij voor zijn sterfdatum het jaar 40 vóór Christus invult in plaats van 15 maart 44, zó iets heeft geen zin.

 

Had jij daar problemen mee misschien?

Neen. Dankzij mijn visueel geheugen. Ik had gemerkt dat, als ik teksten uit mijn boek of schrift leerde, ik ze nadien volledig opnieuw kon zien zonder dat het boek nog vóór mij lag. Dat visueel geheugen is me als kunstschilder later van groot nut geweest. In de lagere school vroeg ik mijn vader 's avonds regelmatig om mij over mijn lessen te ondervragen. De allereerste keer dat hij dit deed, zo vertelde hij later, dacht hij dat ik een hopeloos geval zou worden. Hij sloeg namelijk mijn schrift open en stelde een vraag. 't Ging over een geheugenvak. Ik boog het hoofd en de eerste twee minuten kwam er geen antwoord. Wat hij niet wist, was dat ik in mijn geheugen bladzijde na bladzijde omdraaide, precies alsof mijn schrift vóór mij lag, tot wanneer ik aan de bladzijde was gekomen waar halverwege de gevraagde tekst stond. En toen schoot ik in gang en las luidop de ganse tekst letterlijk af zoals hij in mijn visueel geheugen gegrift stond. Woord na woord zoals in het schrift. En toen voegde ik er de punten en de komma's aan toe, zodat mijn vader op zijn stoel verbluft naar mij zat te staren. Ik brulde het uit van het lachen.  

 

Jij moet vandaag een encyclopedisch geheugen hebben zeker?

Oei. Dát niet. Ik zei het al: overdadig geheugenwerk vind ik ballast. Zo behaalde ik voor de geheugenvakken hoge cijfers, maar de dag na het examen wiste ik al die ballast uit mijn geheugen, precies zoals een leraar in de klas zijn teksten op het bord wegveegt.