- 105 -

 

 

-- Zeg, henry! Gij moet mijn schoenen kuisen.

-- Dat doe ik niet.

-- Ik zeg u dat gij mijn schoenen moet kuisen en gij zúlt ze kuisen.

-- Nee, ik doe dat zeker niet.

-- Als ík u zeg dat gij mijn schoenen moet kuisen, zult gij mijn schoenen kuisen en daarmee al! vervolgde Striktmans verbolgen en zette zijn paar schoenen en een doosje bruine schoensmeer op henry's bed, die het ganse boeltje stante pede naar Striktmans' bed katapulteerde.

-- Dan zet ik u op 't verslag, beet Striktmans henry nijdig toe.

-- Gij kunt mij daarvoor niet op de boek zetten, lachte henry.

-- Nee, nee, niet dáárvoor, maar omdat gij u 's morgens nooit wast, trachtte Striktmans te chanteren.

Blijkbaar kende hij henry nog niet goed genoeg, die immuun was voor chantage en nu in de tegenaanval ging. Striktmans wist ook nog niet dat zijn Gentse kamergenoot, die zich anders altijd koest hield, steevast vroeg of laat revanche nam als hij of iemand anders onrecht werd aangedaan.

-- Doe het dan... Allee, doe het dan, ge doet er mij zelfs een plezier mee, grijnsde henry uitdagend.

De vijf anderen keken van henry naar hun kameroudste. Zijn ogen schoten vuur. Zijn grote kop werd rood en 't was duidelijk dat hij zijn gezag als kameroudste wilde handhaven. Wat dacht dat klein Gentenaarke wel!

-- Morgen staat ge op 't rapport! snauwde hij den strop toe.

 

Vóór de bureaudeur van de kapitein stonden een paar soldaten en matroos henry. Het was een kille inham, gelegen rechts op het einde van de kille gang, net naast de even kille trapzaal. Het was de eerste keer dat hij op 't verslag ten laste moest verschijnen. Een 'vermaning' werd in dit streng kwartier Callemeyn omzeggens nooit uitgesproken. Dus, als hij schuldig werd bevonden, stond hem zeker 'vier dagen kwartierarrest' te wachten. Vermits het weekend er in viel, kon Monique dan zijn 'weekenddienst' gerust vergeten. Zou hij er niet beter aan gedaan hebben om Striktmans z'n schoenen te kuisen? Neen, overpeinsde hij, nooit zwichten voor chantage. Ondertussen merkte hij dat één van de wachtende soldaten op de grond zat te schuddebollen, het hoofd tussen de handen geklemd. Op dat moment werd de deur voor de zoveelste keer door de compagniesergeant-majoor van binnenuit opengedaan.

-- henry! Looppas! brulde de CSM.

Terstond liep henry het kantoor van de kapitein binnen en bleef op reglementaire afstand in 'geef acht' staan: onbeweeglijk, in gestrekte houding, hielen tegen elkaar, kin omhoog.

-- Matroos-milicien henry, stamnummer vijfenzestig vijfenveertig twee- honderddrieëndertig, tot uw orders, kapitein, rammelde henry af.

-- Muts... af! beval de CSM.

 Nadat henry op reglementaire wijze met de linkerhand zijn blauw marinepetje-met-klep van 't hoofd had afgerukt, las de CSM het vergrijp voor, dat op het geel voorblad van het verslag van de eenheidscommandant getypt stond. Terwijl de CSM eerbiedig