- 251 -

 

 

Die interesse vanwege de staatsveiligheid voor hem was al een tijdje duidelijk, zoals tijdens die keer dat hij 's avonds uit het Sint-Pietersstation kwam gewandeld en er een burger recht op hem kwam afgestapt.

-- Zijt gij een officier van de zeemacht? had die gevraagd.

-- Ja, had henry met een glimlach geantwoord, terwijl hij zijn wandeling via de Prinses Clementinalaan naar huis bleef verder zetten.

-- Werkt u soms in Sint-Kruis? drong de man aan, terwijl hij henry bleef bijbenen.

-- Ja, dat klopt.

-- Ik heb een neef, die bij de zeemacht zal komen. Dan komt hij toch bij u, zeker?

-- In Sint-Kruis ligt ons opleidingscentrum, beaamde henry en had de man vanaf z'n vorige vraag wat oplettender aangekeken.

-- Dat is wel een grote kazerne, zeker, in Sint-Kruis?

-- Ja, dat is zo.

-- Hoeveel mannen liggen daar dan wel? had de man gevraagd zo door z'n neus weg en bij henry was er een belletje beginnen rinkelen. De manier waarop de vraag was gesteld, beviel hem niet.

-- Och, dat weet ikzelf ook niet, had henry toen gelogen, beseffende dat hij ofwel met een onguur individu ofwel met een veiligheidsman te maken had. Hoe heet uw neef? had henry geďnformeerd.

-- Oh! Excuseer... Daar is mijn bus al.

Met deze uitvlucht had de man het gesprek afgebroken en was verdwenen.

Dit voorval speelde door henry z'n hoofd, terwijl er verder over koetjes en kalfjes werd gepraat, doch eensklaps nam het gesprek een ernstiger wending.

-- Moogt ge me zeggen waarom ge me al een tijdje aan het volgen zijt? Of is dat geheim?

-- Nee! Hoegenaamd niet! Ge zijt ons opgevallen, omdat ge dat hier als N2-officier goed doet... Uw kazerne is een van de veiligste. En die zotte historie met die fotograaf... Jongens toch, dáár hebben we goed mee moeten lachen... Kortom, wij willen u graag... Maar... Wacht es, articuleerde de veiligheidsman plots terwijl hij recht stond om het doek achter henry van dichterbij te bekijken, dat is toch geen schilderij die gíj hebt gemaakt, zeker?

-- Ja, toch wel, ik ben ook kunstschilder, verduidelijkte henry.

-- Ik merk pas nu dat er uw naam op staat.

-- Jaja, 't is 'nen henry'. Elke maand hangt hier een andere schilderij van mij. Dus, als ge goesting hebt om me eens maandelijks te bezoeken en met mij in de wardroom een versterkte cola te drinken...

-- Wij hadden een ander voorstel... Dan gingen we mekaar zelfs dagelijks kunnen zien, in Brussel. Maar, nu, nu ik weet dat ge kunstschilder zijt... 't Is spijtig, maar met een kunstschilder... Neen... Bij ons... Neen... Ik acht dat uitgesloten.

-- Uw conclusie apprecieer ik ten zeerste. Ik zou toch niet veranderen, lachte henry. Ik wil bij de zeemacht blijven. Kan ik u een plezier doen? Gaat ge nu met mij mee naar de wardroom?

Beiden vertrokken en, om in de traditie van de zeemacht te blijven, bezegelden met veel nat hun conclusie.