- 308 -

 HOOFDSTUK  XXXVIII

"Als men de trucs van de boswachters                 

goed wil kennen,                             

moet men én met hen én met stropers

door 't bos gaan rennen."

Het

Dilemma

 

 

Over een gevarieerd en avontuurlijk leven, dáárover kon henry niet klagen: zijn harde militaire oefeningen zowel op zee als aan land, zijn wedervaren niet alleen aan boord van een oorlogsschip maar ook op het droge, en zijn rondtoeren als kunstschilder met een onblusbare scheppingsdrang, wat kon hij als officier, bedaard maar met een onstuimige geest, nog meer verlangen? Niets. Hoegenaamd niets. En toch... Zijn geweten knaagde: Sven, zijn zoon, boerde achteruit op school en had dringend de leraarservaring van zijn ingescheepte vader nodig. Daar moest en zou papa henry een oplossing voor vinden, want de hulp die zijn zoon nú nodig had, kon hij niet verlenen tijdens de geplande, drukke vaarperiodes van de Godetia.

 

De alternatieven waren duidelijk: ofwel liet henry zijn zoon aan zijn lot over, ofwel zocht henry een mogelijkheid om van zijn schip te geraken. Een zorgzame vader tegenover een plichtsbewuste luitenant. Een moeilijke keuze voor beiden als ze in één persoon verenigd zaten.

 

Als een man de verantwoordelijkheid op zich neemt om een gezin te stichten, dan moet hij er ook voor zorgen. Zijn werk dient in eerste instantie om zijn gezin alles te bezorgen wat het nodig heeft. Zo dacht henry er steeds over en alzo was zijn beslissing vlug genomen: hij moest en zou voor zijn zoon zorgen, koste wat kost. In de gegeven omstandigheden moest hij op 'Brussel' niet rekenen. Dus zou hijzelf de knoop doorhakken: zich ongeschikt laten verklaren om zijn job op de Godetia uit te voeren. Maar hoe?

 

Fysiek was henry in topvorm. Dat bewees zijn persoonlijk dossier, dat hij als officier steeds mocht inkijken. Dus via die weg was er geen uitkomst om ontscheept te worden. Dan bleef er niets anders over dan op de psychische toer te gaan. Hij had psychologie gestudeerd en dat betekende nu eens voor hemzélf een voordeel. Maar hij wist ook dat enkel psychiaters en psychologen een wetenschappelijk onderbouwde conclusie mochten trekken. En het was zeer riskant om in de klauwen van die mensen te geraken. Het was beter om wegens lichamelijke dan wegens mentale redenen in een kliniek te worden opgenomen. In het laatste geval verloor een patiënt immers al zijn rechten: hij werd plots onmondig verklaard en had maar evenveel rechten als een kind. Zoiets had henry persoonlijk opgemerkt toen Feelijk in een gesticht werd opgenomen. Zoiets had henry ook in zijn woonwijk gezien, toen hij zo'n patiënt in een blauw gestreept hemd zag vluchten uit het Gents Universitair Ziekenhuis, de Zwijnaardsesteenweg op, achternagezeten door twee verplegers. Meteen kon men beroep doen op de politie om een ontsnapte 'gevaarlijke  zot' te laten oppakken. En een paar jaar voordien werd henry in zijn functie van veiligheidsofficier op de hoogte gebracht hoe politieke tegenstanders in het communistisch Rusland eenvoudigweg werden opgesloten en platgespoten in psychiatrische instellingen.