- 338 -

 

 

Na Theo's bevestiging bracht vaandrig-ter-zee henry zijn bemanning op de hoogte van het incident met die landmachtcommandant en vervolgde: "In mijn en in uw belang moet ik u wat zeggen. Omdat ik een VTZ ben, spreekt ge me aan met luitenant en dat is correct. Maar in de H-blok staan alle secties onder het bevel van officieren met de graad van commandant. Ik ben momenteel de jongste officier. Over twee jaar word ik kapitein en pas over zeven jaar 1LZ ofte commandant. In die tussentijd wil ik echter dat gij en ik niet onder druk worden gezet. Chantage of intimidatie heeft bij mij nooit ofte nimmer enige kans. Maar... beter voorkomen dan genezen, hé. Daarom heb ik er iets op gevonden. Commandant betekent immers ook bevelhebber, bevelhebber van een schip bijvoorbeeld. Ik heb daarom in het belang van ons 'schip' besloten, dat het 't beste is dat ge me vanaf nu met 'commandant' aanspreekt. Op 't ministerie werkt toch niemand in uniform en ziet niemand hoeveel goud ik op mijn armen draag. Oké? Voor iedereen oké? Zijn er nog vragen?" Niemand had vragen en de bemanning ging terug aan 't werk. Zeven jaar later zou zijn bemanning erom moeten lachen: 't was dan immers het jaar waarin een commandant commandant werd...

 

 

<<< 

henry in de

“wardroom”

van zijn “schip”

<<< 

 

 

EEN  DAG  VAN  HENRY  OP  'T  MINISTERIE

Op het Ministerie van Defensie werd hard gewerkt. Militairen wisten immers van aanpakken: al wie daar overbodig was, werd meteen teruggeplaatst naar een kazerne. In tegenstelling tot hun personeel hadden de officieren - zoals in de kazernes - ook op 't ministerie geen vaste werkuren. Thuis in Gent stond henry doorgaans iedere werkdag 's morgens op om kwart vóór zeven. En in het geval dat hij eens wilde uitslapen, vertrok hij een uurtje later per auto naar Brussel. Om op de hoogte te zijn van de laatste gebeurtenissen, luisterde hij tijdens het ontbijt en de opmaak aandachtig naar het radiojournaal. Na het afscheid stond hij om kwart vóór acht de lijnbus af te wachten aan de bushalte vlak om de hoek van zijn straat. Vijf over acht treinde hij reeds in eersteklas naar Brussel, nam daar in het Centraal Station de bus 63 naar zijn ministerie in Evere, waar hij arriveerde om kwart over negen. Vooraleer via zijn 'machinekamer' zijn 'schip' te kunnen betreden, moest hij eerst de drie veiligheidscontroles passeren en bij de laatste begroette hij steevast de MP's en NP's met zijn geijkte begroeting van "ay ay, sir". De veiligheidsmensen waardeerden zijn speciale bekendmaking en knikten glimlachend naar hem. 't Waren vrolijke dagen. Op zijn schip begon hij met elk bemanningslid, zowel hoog als laag, hartelijk de hand te schudden. Zij waren al vanaf acht uur op het 'schip' bezig, dat tijdens zijn afwezigheid door de Number One werd bestuurd. Maar henry tolereerde het als ze een kwartier