- 615 -

 

 

Vanuit Zeebrugge vertrokken ze naar Blankenberge, waar henry aan Timi in de Weststraat op het nummer 92 het groot herenhuis aanwees, dat opviel met zijn voorgevel in witte faience en met zijn door een groene smeedijzeren balustrade omsloten balkon. Dat huis was in de zomermaanden ingedeeld in Franse appartementen, die enkel verhuurd werden aan bevriende vakantiegangers. En het moest toch wel lukken zeker, dat precies MM en haar man en haar dochter Monique van dat groepje deel hadden uitgemaakt en op die manier elk jaar hun vakantie in Blankenberge hadden doorgebracht. Elk jaar! Nu, zoveel jaren later, stond henry aan de overkant van dat huis, gelegen in de tamelijk smalle Weststraat, een smalte die niet in verhouding stond tot de hoge huizen, en vertelde met een lang gezicht aan Timi hoe hij in de eerste jaren van zijn huwelijk met Monique die saaie jaarlijkse traditie met haar ouders had moeten verder zetten, kwestie van de kerk in het midden te laten. “Stel u voor, Timi, ik kende op de lange duur elke vierkante centimeter van die smeedijzeren balustrade! Ik kende daar op de lange duur zelfs elk inwonend insect bij naam!” Timi lachte zich een kwartier later nog kreupel telkens als ze naar henry’s lang gezicht keek tijdens hun wandeling op de brede dijk, terwijl hijzelf maar onophoudelijk bleef doordraven over die naargeestige periode. Nadat ze nog wat op het zacht strand met elkaar hadden gestoeid – Timi was altijd blij als ze zag hoe fit haar oudere echtgenoot was – vertrokken ze richting Bredene. Daar bezochten ze de bungalow, die grootmoeder Blondine na de oorlogsjaren speciaal voor haar kleinkinderen had laten bouwen en waarin henry in zijn jeugd menigmaal had geslapen. Ook wandelden ze naar het groot gebouw nabij de duinen waarin hij, toen hij nog student was, tijdens een vakantieperiode een opleiding tot monitor had gevolgd. “Zelf ben ik hier ook als zevenjarige op schoolkolonie geweest en slechte monitors en monitrices hebben me toen ziek gemaakt. Daarom wilde ik later meehelpen om de kinderen een betere vakantie te bezorgen.” Van Bredene reden ze naar Oostende, een kuststad waar henry’s ouders hun laatste levensjaren hadden doorgebracht en waar Timi voor de allereerste keer mocht uitgaan met een jongen, die van Berten de bijnaam “Pietje Potlood” had gekregen. Een stad met een wirwar van bezienswaardigheden, die zowel Timi als henry al allemaal had gezien. Daarom bezochten ze nu alleen datgene wat hen aan de ‘Koningin der Badsteden’ geestelijk bond: één, de verschillende marinebasissen, waar henry tijdens zijn loopbaan een hoop opdrachten had doen uitvoeren; twee, het huis in de Christinastraat 74 en de Protestantse Kerk, waar zijn broer en schoonzuster achtereenvolgens hadden gewoond; drie, het café Sportpaleis op de Torhoutsesteenweg, waar Pietje Potlood destijds Timi enkele keren mee naartoe had genomen. Na Oostende ging het richting Middelkerke. Hier trakteerde henry zijn enthousiaste echtgenote in de Continental, de chique Militaire Officiersmess op de Joseph Casselaan 3, waar hij twintig jaar eerder zo nu en dan eens had geluncht in de periode dat hij nog stafofficier was in de Marinebasis Nieuwpoort. Uiteraard popelde hij van ongeduld om haar deze Marinebasis te tonen, die nog steeds vanuit de kant van Lombardsijde te bereiken was. Maar daar aangekomen stond hij versteld te kijken naar de vervallen toestand waarin de vroegere gebouwen van de Zeemacht verkeerden. Alle vensters waren kapot van het eens zo glorieus stafgebouw van waaruit hij twintig jaar geleden zijn bevelen had gegeven. Hij verwenste de politiekers die de verkeerde beslissingen hadden genomen en na zijn vertrek die mooie Marinebasis hadden laten verkommeren. Zijn goede nachtrust liet hij er echter niet voor en hij vertrok de dag nadien met Timi naar Diksmuide, amper een vijftiental kilometer ervandaan. De Marinebasis Nieuwpoort lag immers in een gebied dat veel voor henry betekende, want zijn grootvader én zijn vader hadden daar hun leven geriskeerd in een wereldoorlog, de eerste in de ‘Grote Oorlog’ en de tweede in de ‘Achttiendaagse Veldtocht’. Een goede reden dus voor henry om daar in Diksmuide met Timi in de ‘Dodengang’ af te dalen, een loopgraaf waarin zijn grootvader tachtig jaar voordien verschrikkelijke momenten had beleefd.