- H m15 h34,2 -

 

WERELDGEBEUREN TERWIJL 

h e n r y

STAFOFFICIER

WAS  VAN  DE

MARINEBASIS  NIEUWPOORT

(DECEMBER  1974  -  SEPTEMBER  1976)

 

Het is de periode waarin een lomp politiek spelletje werd gespeeld, een politiek gefoefel ten nadele van de kunstschilder-restaurateur Octaaf Meiresonne. Hem werd door de Gentse schepen van cultuur een betrekking van restaurateur beloofd in het Gents Museum voor Schone Kunsten ofte het MSK. Dit was een degelijke en goedkope oplossing om de vele beschadigde schilderijen te kunnen herstellen, die in de museumkelders stonden te verkommeren. Maar Octaaf - zo vertelde hij enkele decennia later aan henry - werd, nadat hij maandenlang in angstige spanning zat, uiteindelijk opzijgeschoven ten voordele van ene Jan Hoet, die vroeger henry's grootvader en linkse politieke invloedssferen had opgezocht... Deze Hoet zou later vanwege de op sensatie beluste media de belachelijke titel van 'kunstpaus' krijgen. Zijn invloed werd hierdoor zó groot, dat door zijn waanwijsheden de kunstwereld uit de koers raakte. De ontwrichting van de kunst, het ineenstorten van de verkoop, dat allemaal was in feite begonnen vanuit een museum, dat in plaats van een noodzakelijke restaurateur er een tweede conservator bij kreeg. Een tweede conservator voor wie enkele zalen werden vrijgemaakt om er hedendaagse kunst te plaatsen. De voorbode van SMAK ofte het Stedelijk Museum van Actuele Kunst, in Gent. Hiermee werd de rode loper uitgelegd voor zogenaamde kunstenaars, die de zotste voorwerpen tot kunstvoorwerpen verhieven: zoals een échte mosselpot; of zoals een witte canvas waarop de 'kunstschilder' met zijn duim een zwarte komma had gezet; of zoals een hoop opeengestapelde kasseien; of een groep rekken met beschimmelde confituurpotjes. En toen de schimmel een confituurpotje had overwoekerd, vroeg men aan Jan Hoet of men het confituurpotje mocht vervangen, maar hij antwoordde vlakaf: "Ach nee! Zoiets mag alleen door de kunstenaar gedaan worden, want hij en hij alleen weet hoe dat potje moet staan!" En toen een kunstenaar, nadat hij door onoplettendheid over enkele kasseien struikelde vooraleer in Jan Hoets bureau binnen te komen, zei: "Mijnheer Hoet, 'k moet u verwittigen dat er iemand een hoop kasseien vóór uw bureau heeft gesmeten, ik ben er bijna over gevallen", antwoordde Hoet: "Pas op, pas op, dat is een kunstwerk! Ge hebt daar toch geen enkele kassei van verplaatst, hé!"

Kortom, veel hedendaagse kunst was geen kunst meer.

Mogelijke kopers werden achterdochtig en de verkoop van kunstwerken verminderde jaar na jaar.

Maar de meeste mensen wilden sensatie.

De media berichtten dus over sensatie.

Kunst moest wijken voor sensatie!