- N m14 h29,2 -

 

 

Met een grote zucht en tegen haar goesting stapte MM na tien minuten discussiëren uiteindelijk uit het tweedeursautootje en, terwijl zij de plooien van haar jurk aan het gladstrijken was, konden de andere inzittenden op het trottoir de benen strekken. Doch, hiermee was alle narigheid nog niet voorbij: het café-restaurant en zijn terras zaten immers eivol. MM stapte binnen en, gevolgd door haar man en dochter, ging ze tergend langzaam voorbij elk tafeltje en bekeek telkens de aanzittenden met een doordringende blik, zo in de zin van 'awel, wanneer gaan jullie vertrekken, zodat ik hier kan zitten?' Enkele jaren voordien, toen henry dit voor het eerst beleefde, had hij zich laten vangen. Hij was toen het drietal in zo'n rondgang gevolgd. Maar sindsdien bleef hij steeds beschaamd aan de ingang staan. Telkens constateerde hij hoe de klanten naar MM hetzij spottend, hetzij scherp terug keken, maar zij geneerde zich niet om die rondgang tot twee à drie keer te herhalen. Uiteindelijk stonden ze terug op straat. MM besloot dan maar om op de dijk te gaan wandelen, op zoek naar een plaatsje op het strand.

 

In die jaren begonnen de gezinnen zich volop een auto te kopen, die een populaire concurrent werd van de trein als transportmiddel naar de kust. Van zodra de zon dan ook maar een beetje door de gleuven van de wolken kwam kijken, vulde de dijk zich met een allegaartje van wandelaars, zowel hotelgasten als eendagstoeristen. Alle kleuren en vormen waren te bewonderen en van jaar tot jaar werden die nog meer en meer uitge... sproken. Op het strand lagen de lichamen zo dicht bij elkaar te bruinen, dat een passant met de grootste moeite nog een voet op het zand kon plaatsen. Dáár had Knokke iets op gevonden. Iets wat meteen de stadskas kon vullen en daardoor enkele jaren later ook navolging kreeg in andere badsteden. Het strand boven de vloedstand werd verdeeld in stroken, waarop strandstoelen voor een beperkte tijd tegen een goed prijsje werden verhuurd.

 

Nadat MM met haar gevolg de ganse dijk had afgelopen en had gemerkt, dat alle strandstoelen bezet waren, keerde ze terug en pikte er een strandstoelverhuurder uit, die op de dijk met zichtbaar genoegen zijn daggeld stond te tellen.

-- Mijnheer, gij hebt daar voor ons toch wel nog vier stoeltjes, zeker? fleemde ze en probeerde daarbij haar gezicht tot een mooie grijns om te toveren.

-- 't Spijt mij, madam, alles is bij mij volzet.

-- Maar, dat kan toch niet. Wij zijn maar met vier volwassen mensen. Daar hebt gij toch wel nog vier stoeltjes voor, zeker.

-- Neen, madam. 't Is bij mij allemaal volzet. Kijk ne keer wat verder.

-- Maar, meneer, op zo'n schone dag moet gij toch in staat zijn om meer stoelen te voorzien.

-- Ik mag maar een zeker aantal stoelen op mijn strook zetten. Ik begrijp dat ge 't erg vindt, madam, maar op de andere stroken zult ge zeker nog plaats vinden. 

-- Dat maakt dat we bij u geen plaatske kunnen krijgen. We zijn maar met vier en we zijn van zó ver gekomen.