- N m17h41,3 -

 DE  BEVORDERING

VAN

ROGER  EN  THEO

Roger werkte in de 'radiohut' en Theo in de 'wardroom', rug aan rug, gescheiden door een muur. En toen kwam de dag dat ze allebei bevorderden. Roger werd adjudant en Theo ook, maar dan in de zeemacht, en zo iemand werd dan "eerste meester-chef" genoemd. Uiteraard werd ook zoiets in het leger ferm gevierd in aanwezigheid van de officier en alle medewerkers. Dat verstevigde de band tussen de militairen. Daar stonden Roger en Theo die dag dan allebei te blinken in hun uniform: de landmachter in kaki met zilveren ster, de zeemachter in marineblauw met gouden band, allebei in 't centrum van de belangstelling. Hoewel in die tijd op de openbare weg de controle op het drankgebruik nog onbestaande was, dronk Roger met mate omdat hij nog naar de westkust moest rijden, terwijl Theo, die met de trein was, er volop in vloog, omdat hij zijn geluk niet op kon na alle tegenslagen die hij in de voorbije jaren te verduren had. Dat Theo zich zo gelukkig voelde, vonden alle aanwezigen en zeker commandant henry opperbest. Toen de dronk op z'n einde liep, wenkte henry Roger bij zich.

-- Roger, wilt gij Theo meenemen? Ik denk niet dat ik Theo met de trein tot in Gent krijg.

-- Zeker, commandant, ik moet toch Gent passeren. Ik zal hem aan zijn deur afzetten.

 

Dat was één van de redenen waarom henry zo graag in het leger was: hij voelde elke dag die stevige verbondenheid tussen militairen, waar zij zowel in vredestijd als in oorlogstijd door voor elkaar gingen instaan, desnoods met gevaar voor hun eigen leven.

 

Na de dronk gaf Roger aan Theo dus een lift naar Gent. Maar toen henry later hoorde hoe dat met zijn nieuwbakken adjudant en eerste meester-chef was verlopen, barstte hij uit in zijn alom gekende, aanstekelijke lachbui.

 

Het voortdurend op-en-neer gaand geknor van Theo tijdens de autostraderit maakte alle radiomuziek in de auto overbodig. Toen Roger uiteindelijk in Gent was aangekomen, trachtte hij Theo wakker te krijgen om de weg naar diens huis te kunnen vinden. 

-- Theo, Theo, Theooo...

Het geknor van de gebaarde zeeman stokte in schokjes en zijn oogkleppen gingen met veel moeite open.

-- Wa... Waa... Waar ben... Waar zijn we?

-- We rijden juist van de afrit Gent binnen. Langs waar moet ik nu rijden?

Verdwaasd ging Theo nu wat meer rechtop zitten.

-- Awel, 't es niet moeilijk zen, sliste hij, rechtdeur... toens rechtsaf... toens rondom... en toens nog ne keer rechtsaf.

Met zo'n 'duidelijke' uitleg moest Roger het klaarspelen om de Keizer Karelstraat te vinden, wat hem ten slotte toch lukte. Voorzichtig reed hij langsheen de witte en grijze gevels.

-- Oké, oké, stop, 't es hier, knikte Theo.

Ze stonden stil vóór een paar zeer goed op elkaar gelijkende, hoge, antieke huizen. In één daarvan - zo wist commandant henry - woonde Theo's echtgenote met haar man in het bovenhuis en had het toezicht over het gelijkvloers, alwaar de Gentse politie zijn privébar had ingericht.

-- Is 't wel hier? herhaalde Roger nog eens voor alle zekerheid, verbluft door de hoge voorgevels.