- N m17h47,13 -

 SLACHTOFFER

VAN

AUTO-ONGELUK   EN   DIEFSTAL

Zeemachtofficier-kunstschilder henryEC was zeer tolerant. Doordat zijn verdraagzaamheidsgrens hoog lag, bleef hij - meestal toch - voldoende kalm om zijn tegenslagen te groeperen en hierdoor een inzicht in het geheel der dingen te krijgen. De autobotsing en de diefstal waarvan hij in juli 1981 het slachtoffer werd, zijn twee zulke voorbeelden, waardoor hij in het leven vijftien jaar later een welbepaald standpunt tegenover de dingen zou gaan innemen.

 

17 JULI 1981

Na een jaar op het ministerie te Brussel opnieuw goed te hebben doorgewerkt, vertrok henry er deze vrijdag met vakantie. Echter niet zonder zijn belofte aan een goed bevriende collega-officier na te komen om op de Ambiorixsquare in de pas geopende speciaalzaak van diens vriendin een doos fijne pralines te gaan kopen. Zowat eenmaal per week kwam henry met zijn Volga naar het ministerie en normaal reed hij na het werk de autosnelweg op via de nabijgelegen oprit. Maar zijn belofte noodzaakte hem deze keer om door de Brusselse straten te rijden. Hij kende Brussel heel goed en was goed op de hoogte van de verkeersregels, maar desondanks verraste een auto hem toch enkele straten vóór de speciaalzaak, waardoor hij zijn pralines uiteindelijk niet heeft kunnen kopen. Die auto kwam van rechts en had dus voorrang. Het was een breed kruispunt, waardoor henry de auto goed zag afkomen en meteen vaart minderde. Maar toen hij zijn voet op de rempedaal wilde plaatsten, stopte de andere auto. Volgens het verkeersreglement van die jaren stond die auto daardoor zijn voorrang af en mocht henry doorrijden. Dit deed hij, maar op het moment dat hij het kruispunt over stak, schoot de andere auto plots met grote snelheid vooruit, recht in de rechtervoorkant van henry's Volga. De manoeuvres gebeurden in een fractie van een seconde en henry had er nadien maar één uitleg voor: de dame die aan het stuur zat, had per vergissing fors op het gaspedaal geduwd. Enkel het rechtervoorwiel van de anderhalve ton wegende kloeke Volga stond wat scheef, maar de motorkap van de andere auto was voor de helft ingedrukt. Het eerste wat henry deed, was naar de dame lopen om zich te vergewissen of ze niet gekwetst was. Ze was een franskiljonse, antwoordde zonder spraakproblemen en beweerde dat ze geen enkel lichamelijk letsel had opgelopen. Het kwam er nu voor henry op aan om minstens één getuige te vinden, die kon bevestigen dat de dame kort vóór het ongeluk had gestopt. Maar zijn vraag in het Nederlands werd niet geapprecieerd en hoewel hij zich direct herpakte en in het Frans begon te spreken, keerden een tiental Franstalige getuigen zich tegen hem! Voor henry werd het zelfs bijzaak dat hij die avond zeer laat thuis kwam, doordat hij zijn Volga naar een garage moest laten slepen, en door de hele heisa pas enkele dagen later met zijn gezin naar Blankenberge op vakantie kon vertrekken. Hoofdzaak van het gebeuren werden voor hem de valse verklaringen van de franskiljonse madam en haar getuigen, waarbij de franskiljonse later bovendien vertelde, dat haar vals gebit door het ongeluk was gebroken. Hierdoor verkreeg ze een nieuw gebit op kosten van henry's verzekering.

 

Deze onrechtvaardige, dominante houding van Franstalige Belgen tegenover een Nederlandstalige Belg voegde henry toe aan alle onrechtvaardigheden die zijn grootvader en vader vroeger al hadden moeten ondergaan.