- N m9 h14,9 - |
||
|
||
Telkens henry een tekeningetje had voltooid, toonde hij het aan de directrice, die dan even had gegrinnikt. Maar nog vóór hij op het laatst de schets van Jefkes grootvader aan of in de badkuip had voltooid, zag hij in dat Pincenee hem beet had: die kin en die neus konden voor iets anders genomen worden. En Pincenee kennende, wist hij dat ze hem nu ging doen zweten. "Die deugnieten," lachte hij inwendig, "ze zijn nog maar vijftien jaar, maar met hun fantasie hebben ze de finesse van mijn mop twee weken geleden vlugger begrepen dan ik, hun wiskundeleraar van tweeëntwintig jaar." Om nu echter uit de greep van Pincenee te blijven, moest hij blijven doen alsof de mop uiterst onschuldig was. -- Awel, mijnheer henry, begon Pincenee toen hij voor haar de grootvader van Jefke had uitgetekend, awel, is dat nu een mop om aan meisjes van vijftien jaar te vertellen? -- Bij ja, mevrouw de directrice. Dat is toch een goeie. Ze hebben er ten andere erg goed om gelachen. -- Dat zal wel. Bekijk eens die tekening. De vader van één der leerlingen is een politieagent. Hij heeft gisteren bij mij gereclameerd over die mop. Zijn dochter heeft ze hem op kerstnacht verteld! Dat is toch geen grap om aan meisjes te vertellen?! -- En waarom niet, mevrouw de directrice? vroeg henry schijnbaar verbaasd terwijl hij deed alsof hij de tekening grondig bestudeerde. Dat is door mij toch goed getekend, hé? -- Allee, allee, mijnheer henry. Bekijk die tekening nu eens goed. Ziet gij dat dan niet? -- Wat moet ik dan zien, mevrouw de directrice? Kijk, dat is de grootvader van Jefke. Dat zijn z'n twee voeten en hij staat voorover gebukt om zijn stuk zeep te zoeken die ergens in zijn bad is gevallen. Dát is zijn kin en dát zijn neus. Voilà. Of ziet gij daar misschien iets anders in, mevrouw de directrice? Ze zat nu perplex vanachter haar bureau met grote ogen en open mond naar henry te staren. Wat moest ze dáár nu op antwoorden? Straks ging haar wiskundeleraar haar nog van vieze gedachten beginnen verdenken... En wat zouden al haar leraressen daar dan van denken? Ze beëindigde vlug het gesprek en henry mocht naar zijn klas vertrekken.
Hij vond dat de directrice inderdaad de plicht had om over het welzijn van haar leerlingen te waken, maar in de tijd dat hij in de 'Wispelbergstraat' had gewerkt, had hij gemerkt dat voor Pincenee iets gans anders gold: zij baadde in duivels genot telkens als ze leerkrachten of leerlingen kon tergen en onderdrukken. Die geneugte hares levens wilde henry wel eens breken... en daarvoor hoefde hij zelfs niet lang te wachten.
DE TEGENZET -- We moeten allemaal verzamelen in het eerste klaslokaal, fluisterden de nerveuze leraressen, waarmee gaat ze ons nu weeral pesten? -- Nu direct? vroeg henry. -- Neen. Na de lessen. Er hangt iets in de lucht. Ge zult wel zien. Tijdens de volgende uren was de spanning te snijden. |
||