- S m17h45,1 -

 

 

 KOLONEL  BUNCKENS

EN  ANDERE  GEPORTRETTEERDEN

 

 

Eigenlijk schilderde henryEC niet graag portretten. Wegens tijdgebrek had hij zich eerder gericht op de dingen die zijn ego het diepst raakten. Mistoestanden en zo. Zijn bedoeling: de samenleving tot het inzicht brengen wat er moest veranderen. Maar soms vond hij iemand toch zó interessant, dat hij hem of haar per se op doek wilde vereeuwigen. Daar was bijvoorbeeld Rika, de dochter van zijn vriend Ben Cammaert. Het boeide henry, dat een jong meisje zo fier kon zijn op haar titel van Prinses Carnaval. Daar was ook Pierre Volondat, de excentriekeling die precies met zijn hoofd in de wolken en tussen de sterren leefde en schijnbaar op z'n gemak de koningin Elisabethwedstrijd 1983 voor piano won. Daar was Urbanus, de populaire komiek die henry steeds aan het lachen bracht.

 

SCHOONVADER  RAOUL

Toen MM, henry's bemoeizieke en irritante schoonmoeder, vond dat haar man Raoul - een nietsnut, een grote, zelfvoldane, dikke pantoffelheld die niks durfde, niks kon en zelfs als violist altijd vals speelde - het verdiende om door henry geportretteerd te worden, beeldde hij zijn schoonvader zó weerzinwekkend af, dat MM van het schilderij zodanig gruwelde, dat ze weigerde om 'Herinneringsbeeld' op te hangen in haar huis, waarmee henry in zijn opzet was geslaagd.

 

ANDERE  GEPORTRETTEERDEN

Ook anderen maakten op henry een diepe indruk, waardoor hij hen wilde vereeuwigen. Zoals Adrien, die jarenlang henry's doeken had ingelijst en die van 's morgens tot 's avonds hard werkte om zijn gezin te onderhouden. Zoals zijn collega-officier Boels met zijn echtgenote Lieve, die allebei met henry op 't ministerie in Brussel werkten en die samen met hem veel plezier hebben gemaakt. Zoals Valerie, over wie een andere collega-officier had verteld dat ze het zonneke van de familie was. Zoals commandant Georlette, een collega die een ontzaglijke eerbied had voor zijn vader en in Congo veel te veel had beleefd. Zoals Roland Vercruysse, een onderofficier van de zeemacht, die ook veel te veel had beleefd, maar dan in België, en hierbij nooit zijn optimisme had verloren. Zoals André Vanhove, een Gentse politieker, die ook door henry wilde geschilderd worden.

 

MENEER  DE  SMET

De Smet verscheen plots dagelijks ten tonele bij 'het kapelleke'. Daar zag hij op een avond henry en beweerde dat hij een ex-officier was van Congo en dat hij nu door zijn familie slecht werd behandeld. "Ha! Gij schildert? Ik heb twee lieve kleinkinderen: Cindy en Andy." Die wilde hij op doek door henryEC laten vereeuwigen. "Dat is mooi geschilderd. Zijt gij werkelijk ook officier? Kunt ge mij ook schilderen? Maar dan als een in lompen gehuld wrak, steunend op een oude wandelstok. Dan kan mijn familie zien wat ze me hebben aangedaan." Bijna elke avond kwam hij kijken hoe het schilderij vorderde, stilaan tot grote ergernis van henry, die dan juist van Brussel was thuisgekomen en zijn boterhammen moest verorberen onder al dat gezanik. Maar De Smet was zich daarvan hoegenaamd niet bewust en bleef telkens tot in de late uurtjes babbelen en babbelen over alles en nog wat. Een man die duidelijk leed omdat hij uit de belangstelling was verdwenen.