- 432 - |
|||||
Dat henry zo'n wrange schilderij maakte, is begrijpelijk. Van 1985 tot eind november 1988 had hij - dus bijna vier jaar aan één stuk door - de grootste moeite om zijn zenuwen in bedwang te houden wegens de voortdurende erge pesterijen van die Fransdolle kolonel Waalmans, zijn nieuwe baas. En dát in een periode waarin henry nog steeds de gevolgen ondervond van zijn hartinfarct: hij mocht nog steeds geen auto rijden, volgde nog altijd een streng dieet en mocht van de dokter slechts werken van tien tot kwart vóór vier, wat henry stipt deed. Evenwel zonder middagpauze om al zijn werk te kunnen verzetten. Na vijf à zes uur werken was hij telkens bekaf. Bovendien had de militaire dokter hem vrijgesteld van sport, oefeningen, wachten, permanenties, de krijgsraad en de rechterlijke commissies, en had hem de toestemming gegeven om al naargelang van zijn toestand in burger of in uniform te werken. In het militair medisch dossier van henry staken de verklaringen van én het Ministerie van Tewerkstelling én het Ministerie van Sociale Voorzorg, waarbij ze hem na grondig onderzoek voor dertig procent invalide hadden verklaard. Om aan de ene kant zijn 'schip' op koers te houden en aan de andere kant zijn lichaamskrachten te doseren, nam henry zelfs geen grote vakanties meer. Hij spreidde daarentegen zijn verlofdagen: hij nam elke woensdag vrijaf en splitste hiermee zijn werkweek in twee. Door al deze leefregels strikt te volgen, was henry nog in staat om niet enkel zijn 'schip' te leiden, maar ook de hulpbehoevende toekomstige dienstplichtigen te blijven helpen.
In zijn geschiedenislessen op het atheneum en ook van zijn voorouders had henry destijds al gruwelijke dingen gehoord over de onderdrukking in België van de Vlamingen door de franskiljons en door de Walen. En zelf had hij ook al zulke kleine wantoestanden in Brussel en in Gent meegemaakt, maar nog nooit was hij er zelf effectief het slachtoffer van geweest. Zijn verdraagzaamheid had hem steeds geboden om de Franstaligen even goed te behandelen als de Nederlandstaligen. Die houding had hij ook altijd bij de andere Nederlandstalige oversten bespeurd. Het was dan ook een grote schok voor hem, toen hij constateerde hoe het nog mogelijk was dat in het Belgisch leger een Franstalige overste ongestraft anderstaligen kon discrimineren. Dat er zich zo'n toestand kon ontwikkelen, was in het België van zijn tijd dus nog mogelijk. Een land waarin sinds zijn ontstaan de Franstalige minderheid baas speelde boven de Vlaamse meerderheid. Een uitgebreid interview met henry maakt duidelijk hoe het gebeuren bij hem toen zijn beloop nam.
Een
persiflage, een toespeling op de Franse dictators van destijds: "Louis Quatorze, Louis Quinze, ...maar
tot Louis Quarante zijn ze toch nooit geraakt,
hé", sneerde henryEC in een reactie tegen de
ijdeltuit, die zijn Waalse kolonel was, toen deze in 1988 zijn post moest
verlaten. Twee jaar later schilderde henry deze clown:
|
|||||