- 534 - |
|||
|
|||
DE GRAAIERS “In september
1992 begonnen de graaiers van Monique haar familie en haar kennissenkring in
actie te komen. Ze waren op de hoogte geraakt van haar hersentumor en ze roken
geld. Ik stond er gans alleen voor en kon daardoor nu nóg minder op allerlei
details letten. Naast schilderen en mijn normale administratieve bezigheden,
zoals de betalingen doen en brieven en telefoons beantwoorden, moest ik nu
ook stofzuigen, strijken, wassen, dweilen, stof afnemen, eten klaarmaken en
de afwas doen. Monique lag immers nog altijd in het ziekenhuis en Sven was
gelukkig nergens te bespeuren. Maar geen probleem: een militair kan dit
allemaal aan, uiteraard. Ondertussen onderhield ik mijn relaties met de
Zeemacht, met de Expressieven en de 88-ers, en met mijn vrienden. En
natuurlijk vergat ik Timi niet: tweemaal daags telefoneerde ik naar haar.
Vroeger moest ik dat doen vanuit een telefooncel, maar nu was ik gans alleen
thuis en kon ik dat doen vanuit mijn zetel. Alleen moest ik oppassen voor
Sven, die zeer geheimzinnig begon te doen en op onverwachte momenten
stilletjes op zijn tenen mijn huis binnenwipte en meestal de trap opging. Hij
sprak geen woord meer tegen mij. Het bleef voor mij een raadsel wat hij
telkens kwam doen. Tot wanneer ik in de living per toeval wat gerief nodig
had uit een kleine kast. Ik deed een luikje open, nam het gerief en op het
moment dat ik het luikje weer dichtklapte, viel het me in een flits op dat er
iets ontbrak. Nochtans, ik ben geen detaillist en dat is ten andere ook te
zien in mijn schilderijen. Ook in het leger liet ik de details altijd over
aan mijn manschappen. Ik opende terug het luikje en toen merkte ik het: er
ontbrak een kleurrijk gegraveerd doosje. In die tijd had Monique de gewoonte
om al haar gouden sieraden in dat doosje te bewaren. En dat was nu weg! Ik
was er direct zeker van dat mijn zoon Sven de dader was en dat MM de
opdrachtgeefster was. De eerste keer dat hij terug in mijn huis naar binnen
sloop, gaf ik hem één en slechts één dag om al het goudwerk terug te brengen.
De dag nadien, op 5 september, had hij mijn order al uitgevoerd. Maar ik was
gewaarschuwd: ‘ze’ wisten dus blijkbaar ook al dat Monique ging sterven en
waren nu op strooptocht… “ VERHOOGDE
SPANNING “Halverwege
september 1992 werd Timi extra bang voor haar ouders. Dat betekende voor mij
de start voor het opmaken van een paar ‘operatieplannen’ voor Timi’s vertrek
uit haar ouderlijk huis. Operatieplannen zoals ik bij het leger gewoon was
met opgave van de toestand, de opdracht, de uitvoering, enzovoort. Want
tijdens de operatie mocht hoegenaamd niets mislukken. Het werd voor Timi
duidelijk dat ze niet lang meer mocht wachten. Gineï begon immers te
vermoeden dat er tijdens de boodschappen die we voor haar deden, tussen Timi
en mij meer was gegroeid dan alleen maar gewone vriendschap en ze zou er
alles aan doen om haar ‘vaste kostwinner’ niet te verliezen. Timi vertelde me
zelfs dat ze zich had moeten verzetten tegen oneerlijke opdrachten van Gineï.
‘Om me ongeschikt te maken voor officiersvrouw’, legde Timi me uit. Ook was
Gineï onverwachts begonnen met onze dagelijkse telefoongesprekken af te luisteren.
Het viel ook op dat de wekelijkse boodschappen hoe langer hoe duurder werden:
van zo’n vijfhonderd frank in het begin waren die uitgegroeid tot achtduizend
frank. Achtduizend frank per week! Een slordige tweehonderdvijftigduizend
frank in één jaar! Omdat Timi me had gewaarschuwd voor de gevaarlijke bende
van Berten, haar vader, schreef ik me in in een Gentse schietclub. Hoewel de
wapens voor mij geen geheimen meer hadden, moest ik daar enkele maanden
presteren om in het burgerleven aan een wapenvergunning te geraken. Ik schoot
er met de pistolen GP, Beretta en Smith & Wesson.” MONIQUE TERUG
THUIS “In de tweede
helft van september 1992 werd Monique uit het UZG ontslagen. Het werd echter
voor mij en voor de huisdokter vlug duidelijk dat haar toestand een gevaar
werd voor de directe omgeving. Op 2 oktober reed ik met haar het UZG binnen
en bracht haar in een rolstoel tot bij de gespecialiseerde arts. Toen deze me
vroeg waarom ik haar terug binnenbracht, overhandigde ik hem een briefje
waarop ik alle punten nauwkeurig had genoteerd. Neen, zei hij, ik wil alles
uit uw mond horen vertellen. Ik nam het briefje terug en begon het af te
lezen. Ondertussen zat Monique met een raadselachtige grijns achter mij alles
te aanhoren. De specialist noteerde alle punten die ik opsomde en ging daarna
akkoord met een opname van Monique in het ziekenhuis.” |
|||