- 214 -

 

 

ADJUNCT-KWARTIERCOMMANDANT

Gedurende drie en een half jaar, meer bepaald van 16 augustus 1971 tot 16 december 1974, was henry stafofficier in de zeemachtbasis te Sint-Kruis bij Brugge. Dat was langer dan de gebruikelijke termijn van twee jaar, die door de ZS1 werd vooropgesteld om een zeemachtofficier in een bepaalde functie te behouden.

 

Het lag niet in henry's lijn om wijzigingen aan te brengen in een vlot lopende dienst die hij van zijn voorganger erfde. "Veranderen om te veranderen, enkel en alleen om zich te laten gelden, dat is niets voor mij." Met deze gedachte in het achterhoofd zag hij op de tweede dag van zijn nieuwe functie Keurmans in zijn bureau binnenkomen. De chef van de kazernering had een brute kop en was zo'n vijfenveertig jaar, een opdringerige kerel, die bij de divisiecommandanten steeds de indruk wekte dat ze enkel iets konden bekomen als ze met hem op goede voet stonden.

-- Luitenant, kan ik u even onder vier ogen spreken? zei hij vastberaden.

-- Zeker, chef, kom, antwoordde henry en samen verlieten ze de stafblok.

-- Ik moet u iets zeggen, vervolgde Keurmans toen ze nog maar pas de hoek waren omgedraaid. 't Is belangrijk dat ge weet dat ge op niemand van uw personeel moogt betrouwen. Alleen ik, mij moogt ge voor honderd procent vertrouwen.

Luitenant henry bleef pardoes staan. Al sinds de lagere school had hij een afkeer van gatlikkers, maar zó brutaal had hij er nog geen geweten. Iemand met zo'n mentaliteit paste gewoonweg niet in de zeemacht. Hoe was in godsnaam die gast door de psychische ingangsproeven geraakt? Verbijsterd keek henry zijn ondergeschikte het wit uit de ogen.

-- Bedankt voor de informatie en in 't vervolg zult ge op mijn deur tikken als ge bij mij wilt binnenkomen, zei de luitenant, draaide zich om en keerde alleen terug naar zijn bureau, de chef verstomd achterlatend.

 

-- Oswald, hoe is de mentaliteit in de kazerneringsdienst? vroeg henry de dag na 't ultrakort gesprek met Keurmans.

-- Bah, niet al te goed, luitenant. Omer zit er onder de knoet van Keurmans. Die brave man lijdt er echt onder.

-- Dat dacht ik wel... Ik wil Omer naar hier halen. Vóór uw bureau is er nog plaats voor deze van Omer, wat denkt ge?

-- Van mij mag dat gerust, luitenant. Hij is een aangename collega en ik kan goed met hem opschieten. En wat gaat ge met zijn bediende-dactylo doen?

-- Die milicien ga ik hier rechts van mij zetten. Veel officieren zitten graag apart, maar ik hou van ambiance. We schuiven die kast wat verder en zetten zijn tafel met schrijfmachine op die plaats... Zo kan hij zowel voor Omer als voor u typen en moet gij u minder bezighouden met het tikwerk. Hoe vindt ge dat?

-- Dat is een goede oplossing, lachte Oswald, want die milicien heeft toch niet veel te typen voor Omer.