- 216 -

 

 

-- Doe nie van den dwoaze, hé. 'k Kun der nie tége, ze.

-- Excuseer me, maar wat verkoopt gij? En wie zijt gij?

-- Zeg, lutenantje, ik loate da nie ezóó, hé! Woacht moa ze, 'k zal joe wel vinde, éé ventje! dreigde de woedende man vooraleer hij de verbinding verbrak.

Onverschrokken vervolgde de luitenant met het ledigen van zijn bakje 'in'. Met de technische mogelijkheden van die tijd, zo wist hij, kon men die oproeper niet opsporen. Maar 's avonds thuisgekomen, bedacht hij een middel: zijn cassetterecordertje. 't Was een eenvoudig, doch voor die tijd ingenieus ding. Een lang, smal microotje met een schakelaartje aan de zijkant, dat met een dun kabeltje van zowat een meter verbonden was aan een kleine bandopnemer, die in een donkergrijze, lederen tas stak. Dát was nu net wat henry nodig achtte. 's Anderendaags keken zijn drie medewerkers dan ook raar op toen hij binnen kwam en aan zijn telefoon begon te foefelen met draadjes en elastiekjes. Op 't einde hing zijn microotje nauwkeurig vast aan de hoorn, klaar om de onbeschofte verkoper te klissen. Dat karweitje was nog maar pas af, toen een Franstalige officier in zijn bureau kwam en de geheimzinnige recorder in het oog kreeg. Algauw verspreidde zich het gerucht en geen enkele officier noch onderofficier van buiten het stafgebouw was nog happig om naar 'h-le-silencieux' te telefoneren, tenzij het werkelijk dringend was. Deze bijnaam stond in schril contrast met zijn aanstekelijke, gulle lach die in de marinebasis alom gekend was.

-- 't Is hier nog nooit zo kalm geweest, lachte Oswald. Alleen spijtig dat die verkoper niets meer van zich laat horen. Hij heeft waarschijnlijk lont geroken.

-- Ja, dat denk ik ook, antwoordde henry, en als hij braaf blijft, neem ik mijn apparaat binnen een paar weken weer mee naar huis.

-- Luitenant, er is een probleem, onderbrak Omer. De matrozen beginnen de laatste tijd allerlei voorwerpen in de toiletten te gooien en die zijn aan het verstoppen. 't Zijn waarschijnlijk matrozen van de DIP.

-- Oké, Omer. Maak een nota op naar alle divisies en zet erin dat we drastische maatregelen zullen treffen als dat niet ophoudt. Ik zal hem nog deze namiddag tekenen, zodat hij morgen op het bureau van elke divisiecommandant ligt.

 

 

* * * * * * *

 

 

VEILIGHEIDSOFFICIER

De divisiecommandanten waren er aanvankelijk van overtuigd dat een luitenant als N2 in hun voordeel ging uitdraaien. Die ging immers niet tegen hen durven optreden, dachten ze. Maar alras merkten ze dat hij niet enkel als adjunct-kwartiercommandant, maar ook als N2 zijn verantwoordelijkheid niet schuwde. Op de onverwachtste momenten zette hij de NP's in om te controleren of de pelotons tijdens